Vergunning&Dakkapel

Specialist in tekeningen en aanvraag van de vergunning voor elk type dakkapel! Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Neem geheel vrijblijvend contact met ons op!

Vul het formulier in en wij nemen contact op!

Welstandsnota dakkapellen gemeente Amsterdam

Sneltoetscriteria voor dakkapellen en dakramen

Omschrijving en uitgangspunten

Een dakkapel is een ondergeschikte uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoetreding te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend. De voorkeur gaat daarom uit naar een dakkapel aan de achterkant. Herhaling van identieke dakkapellen binnen een blok van dezelfde bouwstijl kan rust en samenhang brengen in het straatbeeld. Dakkapellen moeten een ondergeschikte toevoeging zijn aan een dakvlak. Het plaatsen van een dakkapel mag dus niet ten koste gaan van de karakteristiek van de kapvorm. Daarom mag een dakkapel nooit domineren in het silhouet van het dak en moet de noklijn van het dak, afhankelijk van straatprofiel, vanaf de weg zichtbaar blijven. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot voldoende zijn. Een dakkapel is in bepaalde gevallen vergunningvrij, in andere gevallen moet een lichte bouwvergunning worden aangevraagd.

Vergunningvrij

Het bouwen van een dakkapel op een bestaand gebouw is vergunningvrij indien voldaan wordt aan de volgende kenmerken: 1e. gebouwd op het achterdakvlak of een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijdakvlak, 2e. afstand tot de voorgevel meer dan 1.00 meter, 3e. voorzien van een plat dak, 4e. zijwangen ondoorzichtig, 5e. hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, minder dan 1.50 meter, 6e. onderzijde meer dan 0.50 meter en minder dan 1.00 meter boven de dakvoet, 7e. bovenzijde meer dan 0.50 meter onder de nok, 8e. zijkanten meer dan 0.50 meter van de zijkanten van het dakvlak, en 9e. niet gebouwd op een woning of woongebouw als bedoeld in artikel 45 eerste lid, van de Woningwet, op een woonwagen als bedoeld in artikel 1 eerste lid onderdeel e, van die wet of op een woning of woongebouw die of dat niet voor permanente bewoning is bestemd.

Lichte bouwvergunning

Het bouwen van een dakkapel is licht-vergunningplichtig indien: 1e. het plaatsvindt in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, of 2e. in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988 3e. de dakkapel niet voldoet aan de kenmerken voor vergunningvrije dakkapellen. Een vergunningvrije dakkapel mag niet in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand. Daarom verdient het aanbeveling om ook bij het realiseren van een vergunningvrije dakkapel de sneltoetscriteria te hanteren en bij twijfel van te voren contact op te nemen met het stadsdeel.

Een dakkapel moet niet worden verward met een dakloggia of een dakopbouw. Deze ingrepen zijn niet ondergeschikt en vallen niet onder de sneltoetscriteria.

Een dakloggia is een ‘omgekeerde’ dakkapel, geen uitbouw maar een inbouw in de kap. Een loggia heeft meestal de functie van balkon en is alleen daarom al van grote invloed zijn op het straatbeeld. Voor een dakloggia is een reguliere bouwvergunning nodig. Hiervoor wordt altijd advies gevraagd aan de welstandscommissie. Dakloggia’s worden beoordeeld op basis van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en eventueel de algemene welstandscriteria.

Een dakopbouw is een toevoeging aan de bouwmassa van het schuine dak (geen dakkapel zijnde) of een toevoeging aan een plat dak. Een dakopbouw tast het silhouet van het oorspronkelijke dak aan en heeft een grote invloed op het straatbeeld. De sneltoetscriteria voor dakkapellen gelden niet voor dakopbouwen. Voor een dakopbouw is een reguliere bouwvergunning nodig. Hiervoor wordt altijd advies gevraagd aan de welstandscommissie. Dakopbouwen worden beoordeeld op basis van de gebiedsgerichte, de objectgerichte en eventueel de algemene welstandscriteria. In plaats van een dakkapel kan ook een dakraam worden aangebracht.  Een dakraam maakt geen inbreuk op het volume van het dakvlak. Daarom zijn dakramen minder dominant in het straatbeeld dan dakkapellen. Teveel, te grote, verkeerd geplaatste of te grof gedetailleerde dakramen kunnen echter wel de samenhang en het aanzien van het dakvlak verstoren. Voor dakramen gelden dezelfde sneltoetscriteria als voor dakkapellen, mits deze relevant zijn.

Sneltoetscriteria voor dakkapellen/dakramen aan de voorkant

Een dakkapel of dakraam aan de voorkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande welstandscriteria wordt voldaan. Voldoet een dakkapel of dakraam aan de voorkant niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of bestaat er gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria dan wordt de bouwaanvraag voor advies aan (de gemandateerde van) de welstandscommissie voorgelegd.

Algemeen

– indien een trendsetter is vastgesteld geldt deze als uitgangspunt voor de sneltoets en zijn onderstaande criteria niet van toepassing

Plaatsing en aantal

– de oorspronkelijke kapconstructie en noklijn dienen duidelijk herkenbaar te blijven
– bij meerdere dakkapellen/dakramen in hetzelfde bouwblok of architectuureenheid zoveel mogelijk herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn
– dakkapel op individueel hoofdgebouw gecentreerd in het dakvlak of afgestemd op gevelgeleding
– minimaal 0.50 meter (op monumenten en in beschermde gezichten minimaal 1.00 meter) dakvlak boven en ter weerszijden van de dakkapel (afstand tot zijkant gemeten aan bovenzijde dakkapel, bij kilkepers gemeten aan onderzijde/dakvoet van de dakkapel)
– afstand tot de goot minimaal 0.50 meter en maximaal 1.00 meter
– niet meer dan één dakkapel per woning op het betreffende dakvlak
– geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw

Vormgeving

– plat afgedekt
– geleding afgestemd op gevelgeleding van het hoofdgebouw

Materiaal en kleur

Aanvullingen specifieke ruimtelijke systemen – Historische kernen, linten en fragmenten in stedelijk gebieden: indien in de directe omgeving dakkapellen vanuit de dakgoot beginnen: direct vanuit de dakgoot en dakkapel niet breder dan een kozijn in de onderliggende gevel

Sneltoetscriteria voor dakkapellen/dakramen aan de achterkant

Een dakkapel of dakraam aan de achterkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande welstandscriteria wordt voldaan. Voldoet een dakkapel of dakraam aan de achterkant niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of bestaat er gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria dan wordt de bouwaanvraag voor advies aan de (gemandateerde van de) welstandscommissie voorgelegd.

Algemeen

– indien een trendsetter is vastgesteld geldt deze als uitgangspunt voor de sneltoets en zijn onderstaande criteria niet van toepassing

Plaatsing en aantal 

– de oorspronkelijke kapconstructie en noklijn dienen duidelijk herkenbaar te blijven
– bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok of architectuureenheid zoveel mogelijk herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn
– dakkapel op individueel hoofdgebouw gecentreerd in het dakvlak of afgestemd op gevelgeleding
– minimaal 0.50 meter (op monumenten en in beschermde gezichten minimaal 1.00 meter) dakvlak boven en ter weerszijden van de dakkapel (afstand tot zijkant gemeten aan bovenzijde dakkapel, bij kilkepers gemeten aan onderzijde/dakvoet van de dakkapel)
– afstand tot de goot minimaal 0.50 meter en maximaal 1.00 meter
– maximaal twee dakkapellen per woning op het betreffende dakvlak, deze dienen gelijkvormig aan elkaar te zijn; op monumenten en in beschermde gezichten geldt echter: niet meer dan één dakkapel per woning op het betreffende dakvlak
– bij meerdere dakkapellen/dakramen een tussenruimte van minimaal 1.00 meter
– geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw

Aanvullingen specifieke ruimtelijke systemen

– Historische kernen, linten en fragmenten in stedelijk gebieden: indien in de directe omgeving dakkapellen vanuit de dakgoot beginnen: direct vanuit de dakgoot en dakkapel niet breder dan een kozijn in de onderliggende gevel

Aanvullende sneltoetscriteria voor bijzondere kapvormen

Bij een aantal afwijkende kapvormen zijn naast bovenstaande sneltoetscriteria voor de voor- en achterkant enkele aanvullende criteria van toepassing. In geval van combinaties van verschillende dakvormen zal door de welstandscommissie per situatie een afweging gemaakt worden van de toelaatbare uitbreidingen. Zadeldak met hellingshoek kleiner dan 30°

Soms geeft een zadeldak door de flauwe helling weinig tot geen gelegenheid om een dakkapel toe te passen. Door de flauwe helling komt de bovenzijde van de dakkapel namelijk (nagenoeg) gelijk met de nok te liggen. Hierdoor worden het dakvlak en het silhouet te sterk aangetast, daarom is het plaatsen van een dakkapel op een zadeldak met een helling kleiner dan 30° voor het straatbeeld ongewenst. Een standaarddakkapel is hier dus niet goed mogelijk. De sneltoetscriteria voor dakkapellen zijn in dit geval niet van toepassing. De aanvraag zal door de welstandscommissie worden beoordeeld op grond van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

Als de vrije hoogte onder de nok tenminste 2.00 meter bedraagt kan soms een oplossing worden gevonden door de nok te verplaatsen en te verhogen. Dan spreken we van een dakopbouw. Voor een dakopbouw is een reguliere bouwvergunning noodzakelijk. Het bouwplan zal dan voor advies aan de (gemandateerde van de) welstandscommissie worden voorgelegd.

Zadeldak met wolfseind

De beperkte maat van het wolfseind is ongeschikt voor toevoegingen. De zijdakvlakken zijn hiervoor meer geschikt, en dienen behandeld te worden als het zadeldak. Hierbij dienen de wolfseinden gerespecteerd te worden.

Zadeldak met vliering

De basismaat van de vliering is te gering om een dakkapel of – opbouw te realiseren. Plaatsing hoog in het dakvlak geeft een onevenwichtig beeld. Bij deze dakvorm dus geen dakkapellen op dakvlak.

Schild-, tent- of piramidedak

Het karakter van deze kapvormen, met naar de nok toelopende hoekkepers, vereist een zeer beperkte afmeting van de dakkapel. Bij situering van de dakkapel dient respect te zijn voor de hoekkepers en dient minimaal 1.00 meter dakvlak vrij te blijven, gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel.

Mansardedak

Een daktoevoeging aan de achterkant is toegestaan in het onderste deel van het dakvlak. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen een schuin afgedekte dakkapel en een dakkapel met plat dak. In beide gevallen dient de bovenaansluiting met het dakvlak op de knik van het dakvlak plaats te vinden.

Lessenaarsdak

Voor dakkapellen op lessenaarsdaken gelden dezelfde uitgangspunten als voor zadeldaken. Afhankelijk van de hoek van het dak en de nok- en goothoogte gelden verschillende regels. Wanneer de hoek kleiner is dan 30° is een dakkapel niet wenselijk, zie bij zadeldak met hellingshoek kleiner dan 30°.

Asymmetrisch dak

Een dakkapel hoog in het dakvlak geeft bij een asymmetrisch dakvlak een onevenwichtig beeld en is niet gewenst. In het algemeen worden dakkapellen onder in het dakvlak toegepast. Door de grootte van het dakvlak ontstaat hiermee een goed en evenwichtig beeld.

Voor meer informatie over het plaatsen van dakkapellen kunt u kijken in onderstaande brochure:

Ministerie van VROM – Brochure over dakkapellen  (PDF 563 kB)