Specialist in tekeningen en aanvraag van de vergunning voor elk type dakkapel! Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Neem geheel vrijblijvend contact met ons op!
Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoetreding te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend. De voorkeur gaat daarom naar een dakkapel aan de achterkant. Dakkapellen moeten een ondergeschikte toevoeging zijn aan een dakvlak. Het plaatsen van een dakkapel mag dus niet ten koste gaan van de karakteristiek van de kapvorm. Daarom mag een dakkapel nooit domineren in het silhouet van het dak en moet de noklijn van het dak, afhankelijk van straatprofiel, vanaf de weg zichtbaar blijven. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot voldoende zijn. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dakvlak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Herhaling binnen een blok (van dezelfde architectuur/bouwstijl) kan rust en samenhang brengen.
Een dakkapel aan de voorkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande welstandscriteria wordt voldaan. Voldoet een dakkapel niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de welstandscommissie om advies worden gevraagd.
algemeen:
– de dakkapel is gelijkvormig aan eerder (maar na de vaststelling van deze welstandsnota) geplaatste dakkapellen op het betreffende dakvlak van het bouwblok
– de dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw
– geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw
plaatsing en aantal:
– bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizontale lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt
– bij individueel hoofdgebouw gecentreerd in het dakvlak of gelijk aan geleding voorgevel
– minimaal 1.00 m. dakvlak boven, onder en ter weerszijden van de dakkapel, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel)
– * in principe niet meer dan één dakkapel per woning op het betreffende dakvlak. Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizontale lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt en een zorgvuldige onderlinge afstemming, met een tussenruimte van minimaal 1 m.
maatvoering:
– hoogte maximaal 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak met een maximum van 1.50 m. gemeten vanaf voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord of daktrim
– *breedte in totaal maximaal 70% van de breedte van het dakvlak gemeten tussen midden woningscheidende bouwmuren of eindgevels gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel)
– *de onderzijde van de dakkapel dient circa 1 meter boven de zoldervloer te liggen.
– *minimaal 0.90 m. dakvlak ter weerszijden van de dakkapel, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel)
vormgeving:
– plat afgedekt, behalve bij een rieten dak
– * een aangekapte dakkapel alleen bij een dak,helling van meer dan 50°
– gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van hoofdgebouw
– indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw
– geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten
materiaal en kleur:
– materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profielen hoofdgebouw
– beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak, eventueel alleen in ondergeschikte mate tussen de glasvlakken
– zijwanden dakkapel in donkere kleur of afgewerkt in kleur van het dakvlak.
Een dakkapel aan de achterkant is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande welstandscriteria wordt voldaan. Voldoet een dakkapel niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de sneltoetscriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de welstandscommissie om advies worden gevraagd.
algemeen:
– de dakkapel is gelijkvormig aan eerder ( maar na de vaststelling van deze welstandsnota) geplaatste dakkapellen op het betreffende dakvlak van het bouwblok
– de dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw
plaatsing en aantal:
– bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizontale lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt
– bij individuele woning/pand gecentreerd in het dakvlak of gelijk aan geleding voorgevel
– *minimaal 0.50 m. dakvlak boven en ter weerszijden van de dakkapel, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel)
– bij meerdere dakkapellen/dakramen een tussenruimte van minimaal 1.00 m.
– niet meer dan twee dakkapellen per woning op het betreffende dakvlak
maatvoering:
– hoogte maximaal 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak met een maximum van 1.50 m. gemeten vanaf voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord of daktrim
– *breedte in totaal maximaal 70% van de breedte van het dakvlak gemeten tussen midden woningscheidende bouwmuren of eindgevels gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel)
– *de onderzijde van de dakkapel dient circa 1 meter boven de zoldervloer te liggen.
vormgeving:
– *plat afgedekt of, bij een dakhelling groter dan 50° of een rieten dak desgewenst een aangekapte dakkapel met een minimale dakhelling van 25°
– gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van hoofdgebouw
– indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw
– geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten
materiaal en kleur:
– materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profielen hoofdgebouw
– materiaal- en kleurgebruik van kap bij aangekapte dakkapel gelijk aan kap hoofdgebouw
– voorvlak grotendeels gevuld met glas, beperkte toepassing van dichte panelen
– zijwanden dakkapel in donkere kleur of afgewerkt in kleur van het dakvlak.
Bij een aantal afwijkende kapvormen zijn naast bovenstaande sneltoetscriteria voor de voor- en achterkant een aantal aanvullende welstandscriteria van toepassing. In geval van combinaties van verschillende dakvormen zal door de welstandscommissie per situatie een afweging gemaakt worden van de toelaatbare uitbreidingen.
Zadeldak met hellingshoek <30°
Soms geeft een zadeldak door de flauwe helling weinig tot geen gelegenheid om een dakkapel toe te passen. Door de flauwe helling wordt de bovenzijde van de dakkapel namelijk (nagenoeg) gelijk met de nok. Hierdoor worden het dakvlak en het silhouet te sterk aangetast, daarom is het plaatsen van een dakkapel op een zadeldak met een helling kleiner dan 30° welstandshalve ongewenst. Een reguliere dakkapel is hier dus niet goed mogelijk. Als de vrije hoogte onder de nok tenminste 2.00 meter bedraagt kan soms een oplossing worden gevonden door de nok te verplaatsen en te verhogen. Dan spreken we van een dakopbouw. Plaatsing valt dan onder een reguliere vergunningsprocedure en zal door de welstandscommissie worden getoetst op redelijke eisen van welstand.
Zadeldak met hellingshoek > 30°
De algemene sneltoetscriteria voor dakkapellen zijn hier van toepassing. Hiervoor gelden dus geen aanvullende sneltoetscriteria.
Zadeldak met wolfseind
De beperkte maat van het wolfseind is in het algemeen ongeschikt voor toevoegingen. De zijdakvlakken zijn hiervoor meer geschikt, en dienen behandeld te worden als het zadeldak. Hierbij dienen de wolfseinden gerespecteerd te worden. Dakopbouwen zijn daarom niet gewenst.
Zadeldak met vliering
De basismaat van de vliering is te gering om een dakkapel of -opbouw te realiseren. Plaatsing hoog in het dakvlak geeft een onevenwichtig beeld. Bij deze dakvorm dus geen dakkapellen op dakvlak.
Schild-, tent- of piramidedak
Het karakter van deze kapvormen, met naar de nok toelopende hoekkepers, vereist een zeer beperkte afmeting van de dakkapel. Bij situering van de dakkapel dient respect te zijn voor de hoekkepers en dient minimaal een meter dakvlak vrij te blijven, gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel.
Mansardedak
Een daktoevoeging aan de achterkant is toegestaan in het onderste deel van het dakvlak. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen een schuin afgedekte dakkapel en een dakkapel met plat dak. In beide gevallen dient de bovenaansluiting met het dakvlak op de knik van het dakvlak plaats te vinden.
Lessenaardak
Voor dakkapellen op lessenaardaken gelden dezelfde uitgangspunten als voor zadeldaken. Afhankelijk van de hoek van het dak en de nok- en goothoogte gelden verschillende regels. Wanneer de hoek kleiner is dan 30° is een dakkapel welstandshalve niet wenselijk. Bij een hoek kleiner dan 45° is een dakkapel aanvaardbaar wanneer de hoogte onder de nok meer dan 2.70 m meet.
Asymmetrisch dak
Een dakkapel hoog in het dakvlak geeft bij een asymmetrisch dakvlak een onevenwichtig beeld en is welstandshalve niet gewenst. Het advies hier is omzetten naar het andere dakvlak. In het algemeen worden dakkapellen onder in het dakvlak toegepast. Door de grootte van het dakvlak ontstaat hiermede een goed en evenwichtig beeld. Door de hoogte van het dakvlak is hier een dakkapel met een inwendige hoogte tot de verdiepingsvloer voorstelbaar.
Voor meer informatie over het plaatsen van dakkapellen kunt u kijken in onderstaande brochure:
Gemeente Dronten – Welstandsnota 2004 (PDF, 1.9 MB)
Ministerie van VROM – Brochure over dakkapellen (PDF, 563 KB)