Vergunning&Dakkapel

Specialist in tekeningen en aanvraag van de vergunning voor elk type dakkapel! Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Neem geheel vrijblijvend contact met ons op!

Vul het formulier in en wij nemen contact op!

Welstandsnota dakkapellen gemeente Leidschendam-Voorburg

Een dakkapel, dakopbouw of dakraam kunt u niet zomaar plaatsen. U moet zich daarbij houden aan bepaalde voorwaarden. Zo mag bijvoorbeeld uw veiligheid of die van de buren niet in gevaar komen. Ook moeten de dakkapel, dakopbouw of het dakraam passen in de omgeving en mogen buren er geen last van hebben. In een aantal gevallen heeft u daarom een omgevingsvergunning nodig.

Houd rekening met de buren. Als u gaat (ver)bouwen, heeft u ook te maken met het burenrecht. Dit is geregeld in het Burgerlijk Wetboek en bevat de gebruikelijke omgangsvormen. In de regels staat wat u (wettelijk) kunt doen als u er met de buren niet uitkomt. Het belangrijkste advies is om eerst met uw buren te praten over uw plannen.

Houd rekening met de welstandscriteria. Voor dakkapellen en dakopbouwen gelden in elke gemeente bepaalde welstandscriteria, welke voor de gemeente Leischendam-Voorburg in de onderstaande Welstandsnota staan beschreven.

Dakkapellen

Welstandscriteria voor dakkapellen

Op het voor- en zijdakvlak.

Gestreefd wordt naar gelijkheid met eerder geplaatste dakkapellen op hetzelfde dakvlak, voor het betreffende woningtype kan een trendsetter” zijn vastgesteld.

  • plaatsing op het dakvlak

– Tenminste 0,5m vanaf de voet, zijkanten en nok van het dakvlak.

– Symmetrisch op het dakvlak of in lijn met de gevelindeling

– In lijn met eerder geplaatste dakkapellen op hetzelfde dakvlak, onderlinge afstand, horizontaal en verticaal minstens 100cm

– In een hoog dakvlak wordt de dakkapel bij voorkeur geplaatst in het lage deel van het vlak

– Geen dakkapel op een wolfseind van een kap

– Op een mansardekap wordt de dakkapel geplaatst onder de knik in het dakvlak

  • Afmetingen:

– Niet breder dan 60% van het dakvlak, met een maximum van 320 cm.

– Niet hoger dan 50% van het dakvlak, met een maximum van 150 cm.

  • Vormgeving, kleur en materiaal afstemmen op de architectuurstijl van het hoofdgebouw:

– Voor de vooroorlogse bouw betekent dat meestal een traditioneel materiaalgebruik, een fijnzinnige ambachtelijke detaillering, dakoverstekje, zijkant bekleed met zink of geverfde houten delen, terughoudend kleurgebruik als ondersteuning van het straatbeeld.

– Bebouwing uit de jaren ’50 en ’60 heeft vaak een strakkere detaillering, een vernieuwender materiaalgebruik en soms kleurtoetsen als ondersteuning van de architectuur.

– De jaren ’70 en ’80 kenmerken zich met seriematige woningbouw met een sobere detaillering en materialen, kleurgebruik kan per pand verschillen.

– De jaren ’90 laten een opleving zien van de vooroorlogse stijlkenmerken.

– meestal plat dak maar afhankelijk van de bouwstijl kan een andere vorm passender zijn.

– raamindeling regelmatig en verwant aan raamindeling van het hoofdgebouw, dichte delen in ondergeschikte mate

Op het achterdakvlak, dat grenst aan het openbaar toegankelijk gebied.

Welstandscriteria als bij voor- en zijdakvlak, met dien verstande dat plaatsing net onder de nok is toegestaan bij kappen met geringe stahoogte.

Aanvullende welstandscriteria binnen Rijksbeschermde gezichten en aan of bij monumenten.

Algemeen.

Wijzigingen en toevoegingen zijn in stijl, maat, schaal, detaillering, materiaal en kleur zorgvuldig afgestemd op het hoofdgebouw.

– De gevelcompositie en massaopbouw is evenwichtig.

– Bij aanpassingen aan gebouwen blijft de hoofdvorm van het gebouw duidelijk herkenbaar.

– Wijzigingen en toevoegingen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

– De algemene voorschriften van het beschermde dorpsgezicht zijn uiteraard ook van toepassing.

Specifiek voor dakkapellen en dakramen.

– Plaatsing minimaal 50 cm. vanaf de dakrand en minimaal 1, 00 meter uit de hoek- en kilkepers, en bij voorkeur minimaal 1,00 meter onder de nok,

– Dakkapellen en dakramen horizontaal lijnen.

– Plaatsing laag in het dakvlak, dakkapellen kunnen de gootlijn raken als dit bijdraagt aan de architectuur van de gevel.

– Gezamenlijke breedte maximaal een derde van de breedte van het betreffende dakvlak.

– Staande kozijnen met een staande kozijnindeling vormen het uitgangspunt . Dakkapellen en dakramen zijn verticaal georiënteerd.

– Dakkapellen zijn zorgvuldig afgestemd op bouwstijl van het gebouw. De zijwangen zijn bekleed met zink of horizontale houten delen in een donkere en gedekte kleur of uitgevoerd in metselwerk.

Dakopbouwen

Richtlijnen voor dakopbouwen

Een aantal soorten omgevingsvergunningplichtige activiteiten (activiteit bouwen) komt zo veelvuldig voor dat het raadzaam is om daarvoor objectgerichte criteria te beschrijven. De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft het relevant geacht dat tenminste te doen voor dakopbouwen. Van een dakopbouw is sprake als er hoogte wordt toegevoegd aan een bestaand dak. Dat kan op twee manieren:

– het verhogen van de nok van een bestaande kap, meestal een kap met geringe stahoogte, of door

– het oprichten van een bouwwerk op een plat dak.

Dakkapellen die te fors zijn uitgevallen (in vergelijking tot de criteria en bepalingen van de objectcriteria voor dakkapellen), maar niet de bestaande dakhoogte overschrijden worden niet als dakopbouw aangemerkt, in feite zijn het dak-uitbouwen, al of niet in combinatie met een ophoging van de gevel. Zij wijken meestal zo af van het karakter van de bestaande kap dat in bijna alle gevallen welstandshalve problemen zullen bestaan. Richtlijnen vooraf zijn daarvoor moeilijk te geven. Voor de echte dakopbouwen, waar twee hoofdvormen in worden onderscheiden is dat wel te doen:

Dakopbouw met nokverhoging

Een dakopbouw op een kap met geringe stahoogte kan (mits het bestemmingsplan het toestaat) worden gerealiseerd door de nok “op te tillen”. Recht omhoog, of verschoven (in lijn met één van de naar boven te verlengen dakvlakken). De nok moet niet meer dan ca 1 meter opgetild worden, de gevelelementen zijn dus ook niet hoger dan 1 meter en moeten van voet tot dakgoot met glas gevuld zijn. Geen dichte gevelelementen onder het glas, anders krijgt de opbouw teveel een dooskarakter. Alleen een houten rand waaronder de loodslabbe kan worden gehecht is toegestaan. Een verschoven nok, meestal naar het achterdakvlak levert minder bruikbaar vloeroppervlak dan een opgetilde nok, waarbij aan de voor én achterzijde ruimte ontstaat. De opgetilde nok resulteert visueel in een apart huisje dat op de nog herkenbare kapvorm staat. De verschoven nok verandert de bestaande kapvorm, hetgeen visueel onrustig is wanneer niet het hele blokje meedoet. Toch kan de naar achter verschoven nok de voorkeur hebben bij bestaande lage bebouwing. Het aparte huisje op het dak, dat het gevolg is van een opgetilde nok, is dan soms te dominant naar het straatbeeld. Een oplossing waarbij dwarskapjes worden toegepast, en die tenminste 1 meter terug ligt ten opzichte van de gevel kan ook tot een verantwoorde oplossing leiden.

Dakopbouw op plat dak

Bebouwing met een plat dak is meestal al architectonisch af, bijvoorbeeld door een decoratieve daklijst en een gevelcompositie die is afgestemd op het ontbreken van een kap. Het ontwerpen van een dakopbouw die nadrukkelijk aansluit bij het karakter van de gevel kan dan iets krampachtigs krijgen. Met name wanneer niet het hele blokje van architectonisch identieke woningen meedoet. Beter is het dan om een neutrale toevoeging op het dak te maken. Goed gematerialiseerd, want volop in het zicht en onderhevig aan alle weersinvloeden. De vormgeving mag ingetogen inspelen op het losse karakter. De bouwwerken zijn immers tegelijk de geborgenheid biedende kap van een woning en uitkijkpost in een nieuwe laag van het stedelijk gebied: het daklandschap.

Voor meer informatie over het plaatsen van dakkapellen kunt u kijken in onderstaande brochure:

Welstandsnota Dakkapellen – Gemeente Leidschendam-Voorburg (PDF, 5 Mb)

Ministerie van VROM – Brochure over dakkapellen  (PDF, 563 kB)

Bron: www.dakkapeltekening.com